Controversieel Strijden - 3
Bijbels Strijden


"Maar wees afkerig van de dwaze en onverstandige strijdvragen; gij weet immers, dat zij twisten teweeg-brengen." (2Tim.2:23). Dit geldt niet alleen in de relatie met geestelijk gelijken, maar vooral met hen die een andere overtuiging hebben. Natuurlijk discuteren we niet met hen die geloven als wijzelf - discussies gaan we aan met wie we van mening verschillen. De context maakt ook duidelijk dat deze instructies van toepassing zijn in onze relatie met "dwarsdrijvers" (2Tim. 2:23) en met hen die gevangen zitten in de strik van de duivel (v 26).

Deze verzen zijn een duidelijk en ondubbelzinnig gebod: De dienaars van de Here moeten discussies vermijden en niet twisten, maar vriendelijk zijn tegenover iedereen. Er bestaat geen uitzondering, geen als of maar. Er staat niet dat we niet mogen twisten behalve met ketters, en ook niet dat we vriendelijk moeten zijn tegenover diegenen met wie we overeenstemmen. We mogen niet twisten. Punt. We dienen vriendelijk te zijn voor IEDEREEN, inbegrepen de ketters en de "dwarsdrijvers".

Ik weet dat zij die niet akkoord gaan verschillende andere verzen aanhalen over wat Jezus en Paulus zouden gedaan hebben. Maar deze verzen uit Timotheüs zijn een direct gebod, gelijkwaardig aan de Tien geboden of elk ander direct gebod in het Nieuw Testament. Zij die beweren dat de Bijbel een ongenadige , rancuneuze en harde houding wettigt zijn klaarblijkelijk ongehoorzaam aan deze duidelijke richtlijn. Zulke ongehoorzaamheid plaatst hen op hetzelfde niveau als diegenen wiens doctrine zij veroordelen. Ze kiezen om bepaalde schriften te negeren en benadrukken net hetzelfde als diegenen met de verkeerde houding en de "juiste" doctrine.

Het is belangrijk om te weten dat het bevel "…wees afkerig van de dwaze en onverstandige strijdvragen ….en vriendelijk zijn jegens allen…" specifiek bedoelt is voor "…een dienstknecht des Heren…". Zij die beweren het recht te hebben deze verzen te negeren moeten daarom zichzelf diskwalificeren als knechten van de Here.

Paulus somt vier aspecten van onze houding op wanneer we iemand's doctrine willen corrigeren.  Het artikel van vandaag handelt over de eerste drie.

Eerst en vooral dienen we lief te zijn voor iedereen. I.p.v. "lief" zeggen sommigen "als een baby", wat betekent dat we onschuldig moeten zijn, argeloos en aardig als een baby. Het Griekse woord voor "lief" in dit vers wordt door Paulus ook gebruikt om zijn houding te beschrijven tegenover de Tessalonicenzen. “maar wij gedroegen ons in uw midden vriendelijk, zoals een moeder haar eigen kinderen koestert." (1Tes.2:7). Zo is het - Paulus verwacht van ons dezelfde vriendelijkheid tegenover onze opponenten, zoals een moeder tegenover haar baby! Ja ik weet dat het ver af is van wat velen doen, maar het is een duidelijke leerstelling van het Woord. De reden hiervoor ligt in verzen 26 en 27 welke ik de komende weken zal verduidelijken.

Ten tweede verwacht hij van ons dat we bekwaam zijn "om te onderwijzen". Dit is dezelfde eis die hij stelt voor diegenen die opzieners willen zijn in de gemeente. “Een opziener dan moet zijn…bekwaam om te onderwijzen."(1Tim.3:2). Er is een enorm verschil tussen diegenen die onderlegd zijn in het lesgeven en diegenen die veel kennis hebben. Iemand die ervaring heeft met lesgeven geeft anderen onderwijs. Iemand kan geen leraar zijn zonder ooit oog-in-oog te staan met studenten, leerlingen of discipelen. Je kan geen onderwijzer zijn in het luchtledige, jouw studeerkamer of jouw academische ivoren toren. Je kan enkel maar een leraar zijn wanneer je wijsheid overbrengt (niet kennis) aan discipelen.

Spijtig genoeg moet ik vaststellen dat velen(niet allemaal) die betrokken zijn in apologetische bedieningen geen ervaring hebben met onderwijs. Ze leven geïsoleerd omdat ze denken dat enkel zij de waarheid kennen. Mensen zoals zij vinden het moeilijk om met andere mensen om te gaan, laat staan dat zij wijsheid overdragen aan andere mensen. Ze zitten in hun glazen huizen, observeren het kwaad en wijzen met beschuldigende vinger naar iedereen in hun omgeving.

Laat me even heel duidelijk zijn: Niemand die betrokken is bij een plaatselijke gemeente (hoe klein ook) en die niet regelmatig de waarheid onderwijst, heeft het recht om op fouten te wijzen! In de Bijbel staat niets over fouten detecteren of kritische bedieningen. Het zijn zij, "bekwaam om (de waarheid) te onder-wijzen", die in staat zijn het kwade te onderscheiden en te waarschuwen tegen de wolven.

Dit komt omdat dagelijkse omgang met anderen, vooral met zwakke gelovigen, ons helpt om nederig te blijven en afhankelijk van de H.Geest, en in contact met de ware dingen van het Christelijk leven. Niets is beter om onze bedieningen uit de greep van het theoretische en het academische te houden dan bezig te zijn met de zwaktes, problemen en uitdagingen van gewone Christenen. En niets is beter om ons bewust te houden van onze eigen broosheid en afhankelijkheid van de Here dan de strijd om Bijbelse waarheden aan te leren aan strijdende gelovigen. Elke toeschouwer van een sportwedstrijd weet van op de zijlijn beter dan elke deelnemer hoe het spel te spelen! Maar er is geen plaats voor saloncritici in de gemeente - wel voor hen die bereid zijn hun mouwen op te rollen en hun handen vuil te maken met het braaksel en de luiers van nieuwe babies.

Ten derde dienen we geduld te hebben. De meeste commentatoren zeggen van geduld dat het betekent "geduld hebben voor het kwade en het verkeerde, verdraagzaam" en "het kwade duldend". Dit betekent niet dat we het kwaad en de fouten moeten vergoelijken of aanvaarden maar dat we geduld moeten heb-ben met hen die het verkeerde doen. Dit gaat samen met vorig punt over bekwaamheid om te onderwijzen.

Een van de belangrijkste gaven in het onderwijs is geduld, omdat vele discipelen traag zijn in het aanle-ren en dikwijls fouten maken. Geduld is nog meer nodig voor hen die afdwalen, want het vraagt een lange tijd om een schip te keren dat in de verkeerde richting vaart. Babies onderwijzen is relatief gezien gemak-kelijk, want zij zijn dikwijls een "schone lei" op wie we de waarheid kunnen neerschrijven. Maar voor hen die zich in het kwade bevinden dienen we eerst het kwaad weg te nemen vooraleer de waarheid neer te schrijven. Hiervoor is meer geduld nodig dan bij het onderwijs van geestelijke babies. Als je het geduld niet kunt opbrengen om jonge Christenen te onderwijzen, zul je ook niet het geduld kunnen opbrengen om hen die in het kwaad leven terecht te wijzen.

Laat me terstond benadrukken: Ik zie ketterij en het kwaad niet door de vingers, en ik ben ook niet onbewust van de enorme schade die valse leraars hebben aangericht en nog aanrichten. Als we de taak niet opnemen om de waarheid te verdedigen op een Goddelijke manier, verliezen we onze tijd, want de Here zal niet meewerken. 

(Wordt vervolgd)